Hoe spreek je die grote getallen uit en hoe schrijf je zo ook alweer op? En waarom deel je nu juist door dát getal en hoe kom je aan een rest? Of hoe reken je ook alweer onder nul of met kommagetallen? Maar ook: ‘Hoe kan ik begrijpen wat ze willen weten en waar haal ik de gegevens vandaan?’
Bij dit eerste domein kijk je wat je allemaal nog weet. Zijn er onderwerpen weggezakt, dan zorg je ervoor dat je deze onderwerpen (weer) in de vingers krijgt. Het is immers de basis van het rekenen!
1.1 Optellen en aftrekken
a) Je kan de basisbewerkingen optellen en aftrekken toepassen op hele getallen.
b) Je kan bedenken welke gegevens je nodigt hebt voor een berekening en onderzoekt hoe deze zijn te verkrijgen
Verdieping: je kan leerdoel a) toepassen zonder gebruik van een rekenmachine
1.2 Vermenigvuldigen en delen
a) Je kan de basisbewerkingen vermenigvuldigen en delen toepassen op hele getallen.
b) Je kan bij een deelsom ‘rekenen met een rest’ de ‘rest’ bepalen als geheel getal.
Verdieping: je kan leerdoelen a) en b) toepassen zonder gebruik van een rekenmachine
1.3 Afronden en schatten
a) je kan getallen afronden op een tiental of een honderdtal
b) je kan getallen afronden en hiermee een schatting maken
Verdieping: je kan leerdoel b) toepassen zonder gebruik van een rekenmachine
Hoofdstuktoets 1
Je test jezelf om te zien in hoeverre je de stof van dit hoofdstuk hebt begrepen.
2.1 Optellen en aftrekken
a) je kan bij een kommagetal de waarden van de decimalen benoemen als tienden en honderdsten
b) je kan bij een DHTE,th schema de waarde van een cijfer aangeven
c) je kan decimale getallen optellen en aftrekken
Verdieping: je kan leerdoel c) toepassen zonder gebruik van een rekenmachine
2.2 Vermenigvuldigen en delen
a) je kan zonder rekenmachine vermenigvuldigen en delen door de getallen 10, 100 en 1000
b) je kan delen en vermenigvuldigen met kommagetallen
c) je kan schatten of je antwoord logisch is
d) je weet hoe je kommagetallen moet afronden en kan dit toepassen
Verdieping: je kan leerdoel b) toepassen zonder gebruik van een rekenmachine
Hoofdstuktoets 2
Je test jezelf om te zien in hoeverre je de stof van dit hoofdstuk hebt begrepen.
3.1 Grote getallen
a) je kent het verband tussen duizend, miljoen en miljard
b) je kan grote getallen uitspreken
c) je kan grote getallen opschrijven in cijfers
d) je kan berekeningen maken met grote getallen
e) je kan grote getallen afronden op duizendtal, miljoental of miljardtal
3.2 Negatieve getallen
a) je herkent negatieve getallen en kan ze plaatsen op de getallenlijn
b) je kan zonder rekenmachine eenvoudige positieve en negatieve getallen optellen en aftrekken zowel onder als boven het nulpunt en over het nulpunt heen, waarbij je kan uitleggen wat je doet
c) je kan zonder rekenmachine eenvoudige negatieve getallen ergens bij optellen en aftrekken, waarbij je kan uitleggen wat je doet
d) je kan met negatieve getallen rekenen in situaties uit het dagelijks leven
Hoofdstuktoets 3
Je test jezelf om te zien in hoeverre je de stof van dit hoofdstuk hebt begrepen.
Uitleg afwisselend klassikaal, in kleine groepen of individueel
Zelfstandig werken in Eduhint
Samen overleggen over de lesstof
De theorie zit verweven in het programma Eduhint.
Bij de paragrafen wordt de theorie aangegeven met een letter of een boekje.
Maak de oefeningen van Domein 1
a) Gebruik de rekenmachine van het programma.
b) Laat je berekening die je hebt gemaakt staan, zodat te zien is hoe je hebt gerekend
HOOFDSTUK 1, GEHELE GETALLEN
1.1 Optellen en aftrekken
1.2 Vermenigvuldigen en delen
1.3 Afronden en schatten
Hoofdstuktoets 1
HOOFDSTUK 2, KOMMAGETALLEN
2.1 Optellen en aftrekken
2.2 Vermenigvuldigen en delen
Hoofdstuktoets 2
HOOFDSTUK 3, GROTE GETALLEN EN NEGATIEVE GETALLEN
3.1 Grote getallen
3.2 Negatieve getallen
Hoofdstuktoets 3
Domein 1 sluit je af met een toets
Is een domein voor jou gesneden koek? Toon aan met een nulmeting en hoofdstuktoetsen dat je oefeningen kan overslaan.
Heb je behoefte aan extra uitleg? Sluit aan bij uitleg in kleine groepjes of vraag om persoonlijke uitleg. Misschien is extra rekenbegeleiding buiten de lessen om verstandig.
TIP 1: heeft een opdracht (te) veel informatie, weet je niet waar je moet beginnen?
a) Lees eerst de vraag. Wat willen ze weten? Welke gegevens heb je nodig?
b) Probeer een schets te maken bij het verhaal
c) Kom je er niet uit, vraag hulp!
TIP 2: staan er woorden in een opdracht die je niet kent?
a) Kijk eerst of je de betekenis uit de omschrijving kan halen
b) Lukt dat niet, zoek dan de betekenis op of vraag uitleg bij de docent of een medestudent
c) Soms is de betekenis of het onderdeel zelf niet nodig voor de berekening van het antwoord
TIP 3: kijk bij een niet correct antwoord naar de voorbeelduitwerking van Eduhint
a) Zie je waar de fout zit, ga dan verder met de oefeningen
b) Begrijp je niet hoe je de som moet oplossen, vraag dan om hulp bij de docent (of een medestudent)